Ik mis ze nog elke week, de familiaire ontmoetingen in mijn geboortehuis op nummer vijfenvijftig. En de rest … mijn neefjes en nichtjes plagen en die het vertikten me oom te noemen. Wat ik nu wel ben, zij ook trouwens. Hoe gaat het met U eigenlijk? Het is alhier voor het eerst sinds bijna acht jaren dat ik weer eens een stuk proza breng, dat niet professioneel getint is. Want dat laatste doe ik wel nog altijd met plezier en alweer voor het vijfentwintigste jaar, sportverslagen schrijven voor het regionale dagblad. Waar ik sinds deze maand al mijn collega’s bij de sportredactie van het eerste uur heb overleefd. Spreekwoordelijk dan, gelukkig wel.
Nog even en ik mag vijftig kaarsjes uit gaan blazen. Een halve eeuw beweeg ik me hier alweer voort op deze aarde en dat is bij velen niet onopgemerkt gebleven. Sinds 2016, want van toen is dus mijn laatste bijdrage, is er weer veel gebeurd. We hebben een heuse pandemie gekend die ik en mijn familie uiteindelijk goed zijn doorgekomen, ik ben nog steeds te corpulent maar daar wil ik nu echt wat aan gaan doen en helaas zijn er in mijn familie en ook elders om me heen tussentijds mensen weg komen te vallen. Ze zeggen dat Abraham weet waar hij de mosterd haalt, dus ook dat hoort er ontegenzeggelijk bij.
De sport is al lang een groot deel van het jaar dus mijn dagbesteding op zondag. Terug echter naar vroeger, toen ik nog een bijdehante knaap was. Was er geen doop- of communiefeest, kermis of een ander evenement, dan was er altijd nog dat ene huisnummer vijfenvijftig. Want ik mag wel een autist zijn die er in het algemeen om bekend staat niet veel vriendjes te hebben, eenzaam was ik in mijn jeugd zeker niet. Zowel van vaders- als moederskant was en ben ik gezegend met een grote van huis uit agrarische Brabantse familie waar ik uiteraard ook altijd deel van uitgemaakt heb. Beide kanten zijn me bijzonder lief, al kwamen we bij die van moederskant veruit het vaakst over de vloer.
We waren buiten opa en oma met acht gezinnen, onder wie zeven met kinderen. Met mij erbij zijn we met zeventien en iedereen is er gelukkig nog. Omdat ik bijna de oudste ben, heb ik het meer dan dertig jaar mogen meemaken. Dan gingen we op zondagmiddag daar naar toe. Dat verveelde eigenlijk nooit, we deden van alles samen. Met de blokken en de trein spelen, later een spel met zijn allen aan de tafel en op een bepaalde leeftijd kwam daar ook wel eens een biertje bij. Die probeerde ik ook wel eens onaangekondigd een slokje aan mijn jongste neefjes te slijten, maar die trapten daar nooit in. En de oudste helft van mijn generatie ging ook studeren.
Als we bleven eten, vaak bij verjaardagen en ook wel op andere dagen, dan kwamen de kookkunsten van onze familie op tafel. Vooral die van oma, dat was dan letterlijk Au Bain-Marie ! Vleessoep, andijviestamp, gestoofde peren, warme kip of asperges met eigen gesneden en tweemaal gebakken friet. Als je geluk had dan was de betreffende zondag Ribbekesdag. Waar tegenwoordig de sparerib aardig ingeburgerd is, daar was dat toen nog niet zo. Zacht gekookt en goed gegaard varkensvlees op het bot en daar aten we bijna onze vingertjes bij op. Na afloop karnemelkse pap of vla, want die eerste was niet mijn persoonlijke favoriet.
Een traditioneel katholiek getinte zondags familietafereel gezellig bij ons in het westen van Brabant, van ruwweg de jaren zeventig tot en met negentig van de vorige eeuw. Zoals je het nu niet meer ziet, dat merk ik de laatste jaren steeds meer met het wat ouder worden. Soms zie ik het weer terug op oude foto’s. Het is niet meer zo en mijn neven en nichten zie ik weinig, ik kan daar over weeklagen, maar dat zal niet helpen. Het is bijna het nieuwe jaar en voor mij dus een aanstaand kroonjaar. Zal het een nieuwe kijk op het leven gaan opleveren? Mijn geheugen is nog altijd zeer goed en als de wijsheid met de jaren inderdaad mee komt … wie weet duurt het tot de volgende ongetwijfeld spraakmakende bijdrage op deze plaats dan niet zo lang meer.
Sapere Aude